Gemeenten zijn beperkt in de belastingen die ze mogen heffen. Deze zijn limitatief opgesomd in de wet. Naast belastingen heft de gemeente rechten (leges) voor individuele diensten aan haar burgers. De tarieven van deze rechten dienen zo te worden gesteld dat de opbrengsten de kosten niet te boven gaan. De opbrengsten hebben een directe relatie met de kosten voor de dienstverlening (gebonden heffingen) en zijn daarmee maximaal 100% kostendekkend. Hierbij worden de direct en indirect toe te rekenen kosten en baten aan de prestatie (activiteit) toegerekend en vervolgens op grond van de geraamde aantallen ‘omgeslagen’ in een tarief, waarbij vervolgens een maximaal kostendekkend tarief ontstaat. Het gaat hierbij om rechten als afvalstoffenheffing en reinigingsrechten, rioolheffing, bouwleges en begraafrechten.
De opbrengst van de onroerende zaakbelasting wordt jaarlijks met in principe maximaal het verwachte inflatiepercentage verhoogd, tenzij de raad op voorstel van het college anders besluit.
Ten aanzien van de secretarieleges wordt gestreefd naar 100% kostendekking. Echter, er wordt vanuit het Rijk voor bepaalde producten (paspoorten, rijbewijzen) een maximering van tarieven opgelegd waardoor de dekking aan verandering onderhevig is. Samenvattend:
Tabel: Uitgangspunten
Uitgangspunten tarievenbeleid lokale heffingen | 100 % kostendekkend tarief | Jaarlijkse stijging op basis van inflatiepercentage | Andere uitgangspunten |
---|---|---|---|
Onroerendezaakbelastingen | X | ||
Afvalstoffenheffing / | X | ||
Rioolheffing (en rioolaansluitrecht) | X | ||
Bouwleges | X | ||
Hondenbelasting | X | ||
Toeristenbelasting | X | ||
Forensenbelasting | X | ||
Secretarieleges | X | ||
Begraafrechten | X |